Na de belegering en bezetting van Antwerpen namen duizenden Belgen de vlucht naar ons land waar ze een veilig heenkomen zochten. Niet alleen de militairen kwamen naar ons land, maar als het even kon namen ze hun vrouw en kinderen mee.
Nederland zag zich genoodzaakt opvang te regelen voor de duizenden vluchtelingen en die kwam er o.a. in Harderwijk. Ter hoogte van het huidige Bouw- en Infra Park verrees een tentenkamp waar duizenden soldaten en onderofficieren werden geïnterneerd, opgesloten dus. Toen het er naar uitzag dat het langer dan een paar maanden ging duren werden de tenten vervangen door barakken en verrees er een complete stad. Vrouwen en kinderen werden gehuisvest in twee nabijgelegen kampen, Leopoldsdorp (locatie Dennenlaan/Randweg) en Heidekamp (Mecklenburglaan/Julianalaan). Veel officieren werden ingekwartierd bij particulieren, die genoten de normale vrijheid. Prijzen van kamers en onroerend goed stegen dan ook explosief. Voor de Harderwijkers waren de Belgen welkome consumenten die in een moeilijke tijd kwamen opdagen. Die moesten gehuisvest, gevoed en gekleed worden en de handel profiteerde daar flink van mee. Voor de middenstand was het een uitkomst in een moeilijke tijd, want door de oorlog lag het internationale handelsverkeer plat. Harderwijk moet in die jaren een bijna buitenlandse indruk hebben gemaakt want in totaal werden er wel 15.000 Belgen in en rond Harderwijk gehuisvest.In hun kampen werden de Belgen heel zelfredzaam; er kwamen kerken, ziekenzalen, kappers, bakkers en drukkerijen en er werden zelfs sportzalen en wielerbanen gebouwd. Toch was het voor de Belgen geen vrolijke tijd. Ze leefden tussen hoop en vrees en waren in afwachting van het verloop van de strijd. Terwijl ze in ballingschap en gevangenschap verbleven veranderden België en Noord-Frankrijk in een enorm slagveld. De loopgravenoorlog met een overvloed aan beschietingen vaagde hele steden en dorpen van de landkaart en eiste duizenden slachtoffers. Veel Belgen werden slachtoffer van ziektes als de Spaanse Griep (1917/1918) en tuberculose. Sonnevanck richtte zelfs een speciaal paviljoen voor de Belgen in, maar toch maakte de tuberculose veel slachtoffers.
De doden werden in Harderwijk begraven en voor hen werd in 1963 op begraafplaats Oostergaarde het Belgisch Militair ereveld ingericht. Hier liggen bijna alle Belgische militairen die in die periode zijn overleden en die niet gerepatrieerd zijn, er zijn 349 namen vermeld. Toen de oorlog in 1918 tot een einde kwam vertrokken de Belgen weer naar huis. Ze troffen een totaal verwoest land aan dat vanaf de grond moest worden opgebouwd. Ironisch genoeg kwam er op dat moment een andere vluchteling ons land binnen, de Duitse Keizer Wilhelm de 2de, de voornaamste aanstichter van de oorlog. Hoewel men niet echt op hem zat te wachten kreeg hij toestemming om te blijven en vond hij een onderkomen op een landgoed in Doorn.
Bron : Gehalveerde mensen van Anton Reijngoudt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten