Een oude man loopt dwalend door de gangen
zijn laatste stappen op een levenspad
gedreven toch nog door een groot verlangen
het leven dat hij zo heeft liefgehad
Niet dat hij nog zal vinden wat hij zoekt
tot hij tenslotte zwicht
en ’t zachte neonschijnsel brengt genadeloos elke keer
zijn vrucht ’loos pogen aan het licht
De schouders en het hoofd gekromd
de hand niet meer zo vast als toen
zijn mond ineen gevallen murmelend en week
dat alles tekent toch zijn hoge ouderdom
De scherpe kantjes van zijn zinnen afgesleten
vroeger, nog niet zolang gelee, toen was zijn wil nog wet
nu brengt een zuster hem, soms onder zachte dwang
ook als hij dat nog niet wil, toch naar bed
Zo zonder vrouw en kind en eigen om zich heen
voelt hij zich tussen velen
toch soms zo moederziel alleen
En sluit hij ’s avonds laat vermoeid zijn ogen
dan blijft een beeld hem helder voor zijn geest
een herinnering aan vroeger thuis is nooit vervlogen
en soms is het alsof hij nooit is weggeweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten