woensdag 8 juni 2011

7. Garnalen pellen, een mooie bijverdienste



Een van de diersoorten die vroeger in de Zuiderzee voorkwam was de garnaal. Deze kreeftachtige leefde in de ondiepe wateren van de Knar en werd met mandenvol gevangen door de Zuiderzeevissers. Vooral de walvissers, die met kleine punterachtige scheepjes langs de kust visten, voerden ze met mandenvol aan. Is de garnaal tegenwoordig exclusief en duur, vroeger was het volksvoedsel en werd het als een tussen-doortje gegeten, zoals tegenwoordig een bakje kibbeling. De garnaal moest, om eetbaar te zijn, gekookt worden en daarna gepeld. Als de diertjes in de kookketel werden gegooid stolde hun vlezige achterlijf en werd kwam hun harde pantser wat losser om het lijf te zitten. Door het dier voorzichtig bij het kopje te pakken kon het eetbare lijfje van de harde schil worden gescheiden, en dat is garnalen-pellen.

In Harderwijk waren rond 1900 zeker vier garnalenpellerijen die soms wel 300 pelsters aan het werk hadden. Voor de Harderwijkse huisvrouwen was dat een mooie bijverdienste. De manden met ongepelde garnalen werden aan huis gebracht waar het pellen kon plaatsvinden. De gepelde garnalen werden weer opgehaald en de schillen gingen bij het afval. Garnalenpellen gebeurde thuis en naast de vrouwen konden ook kinderen goed meedoen. Het was een mooie bijverdienste voor het hele gezin.

Dat was ook wel nodig want de verdiensten door de visserij waren onregelmatig en vaak nogal karig. Was er veel vis, dan daalden de prijzen, was er weinig aanvoer dan stegen de prijzen, maar was het ook moeilijker vangen. Vissers waren collega’s maar zeker ook concurrenten. En je wilde je concurrent niet laten weten waar de meeste vis zat. Dat geheim wilde het liefst voor jezelf bewaren. De vissers uit andere plaatsen waren natuurlijk nog groter concurrenten dat die uit je eigen dorp ook al waren ze vaak afhankelijk van elkaar. Vissers uit Huizen en Spakenburg traden bijvoorbeeld ook vaak op als viskopers die de vangst op zee al opkochten en naar de veiling brachten.

Ze verdienden misschien wel meer met de handel dan met het vissen. Nog steeds zijn er veel vishandelaren van Spakenburgse afkomst.

Naast de vangst van garnalen werd op het zogenaamde ‘nest’ gevist. Dit waren algen, schelpen, kreeftjes, ondermaatse vis en incourante vangst. Het was niet eetbaar maar vormde een krachtig voer voor de eenden op de eendenhouderijen in de omgeving.

Dus ook het ‘nest’ werd aangevoerd en verkocht. Om het langer goed te houden werd het in de open lucht gedroogd. Dit veroorzaakte een flinke stank, maar daar was men wel aan gewend. Ook de garnalenpellerij in huis bracht intense geuren met zich mee.

Toch konden gezinnen dank zij dit werk overleven en hun karige inkomen een beetje aanvullen. De garnalen werden naar Amsterdam vervoerd en daar als lekkernij verkocht. Ook werden ze naar Engeland geƫxporteerd. De vishandel van de gebroeders Eibert en Beert den Herder verdiende er goed aan. Tot aan 1914, toen kwam door de 1ste Wereldoorlog de klad in de handel met Engeland. Nederland was neutraal maar het bevaren van de Noordzee werd een gevaarlijke aangelegenheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten