Hanzebaken
Het
richt zich op, verheft zich, torent hoog boven ons uit
waar
voorheen het getij speelde
kabbelt
het water aan zijn voet.
Het
kijkt uit over de einder
ziet
over het Nieuwe Land en houdt zich statig stram
in
tegenstelling tot de windmolens wier wieken frivool draaien
anderzijds
houdt het zijn oog op de stad en bewaakt de muur
zoals
destijds de poortwachters.
Het
lonkt naar de Vischpoort die zich afzijdig houdt van zoveel jeugdige
verbeelding.
Hoe
vaak klonk hier niet de roep, ‘we gaan aan boord’
klonken
schreeuwende bevelen over het water
werden
ankers gelicht en zeilen gehesen
niemand wist
hoelang de reis zou duren
Jongens
en mannen slikten hun angst weg
vrouwen
en kinderen lieten hun tranen de vrije loop.
Het
kijkt terug in de tijd
overziet
rampen en excessen
maar
de geliefden die wandelen op het zeepad
ontgaan
hem evenmin.
De
kogge wendt haar steven noordwaarts
trotseert
klippen en kapers,
koerst
op de sterren in een wolkeloze nacht
dagen
en nachten wisselen elkaar af, in een onvoorspelbaar element.
in de
verte, ver voorbij de Deense bocht, lonkt de Vitte met rijkdom, geld en goed.
De
Vrede van Harderwijk bracht voorspoed en roem
en
terwijl de dagen zich aaneenregen
werd
gedroomd over grote vangsten en vette winst.
Nu fluit
er een walrus, kwettert een dolfijn
de
kogge draait haar steven en zet koers
terwijl
omstanders reikhalzend naar haar uitzien.
Een
behouden vaart wensen we haar toe
in
tijden van storm en luwte
in
tijden van voor- en
tegenspoed
en
Gods zegen voor hen, die haar vergezellen